dinsdag 2 februari 2016

De PPT van Niels

Niels maakte voor opa deze powerpoint, die we vorige donderdag samen bekeken.

Mijn lezing op de dienst van onze pa

Ik heb altijd tegen iedereen gezegd als ik het over u had en tegen hen die u niet kenden: het is een heilige, die pa van mij. Nooit een onbezonnen oordeel, nooit een valse noot, afgunst noch materiële ambities. En altijd hoop, steeds goedkeurend knikkend bij het zien van andermans geluk. Ruzie maken was voor u een hele opdracht. Uw levenslange vriend Guy met wie ge 25 jaar lang les gegeven hebt, vertelde ons deze week nog dat hij soms wel probeerde ruzie te maken met u, maar dat ge niet wou meewerken.

Ik denk dat uw hart altijd in Sint Joris Winge is blijven wonen. Ergens in de tijd van De Witte van Ernest Claes. Hetgeen gij daar meemaakte heeft zich op één of andere manier in mijn hoofd vermengd met de belevenissen van die witte uit Zichem, het dorp dat zich op een boogscheut van uw geboortedorp bevond. Ja, want op de zwartwitte foto's leek gij, ne spierwitte, wel haast DE witte van in het boek van Claes. Zo was er een foto van de drie broers, Paul, Jef en gij aan de voeten van uw pa Mil Gendarm in vol ornaat met kepie en uniform naast zijn Georgina, uw moeder. Die moeder toch, die een intelligente, empathische vrouw was... wat hebt gij haar beeld, haar wezen toch altijd met u meegedragen. Ik zie u nog schreien toen ge haar vlak na haar dood in pastelkrijt aan het tekenen waart en toen ge verdorie zaagt dat ze er begon op te lijken en ze als het ware opnieuw begon te leven. Uw schreien was als het scherpe gekraak van een donderslag die ik nog altijd hoor en me door merg en been gaat. Ik heb u daarna nooit meer zo gezien. Ge waart toen voorgoed een wortel kwijt.

Iedereen hier weet dat tekenen en schilderen uw leven was. Heel uw leven hebt ge dat gedaan. Pentekeningen van kapelletjes en kerken in de buurt. Schilderijen in warme kleurcombinaties. Na uw pensioen kreeg uw creativiteit een tweede adem en ging ge nog etsen, boetseren en aquarellen. De
geur van olieverf en terpentijn zullen voor altijd verbonden blijven met de herinneringen aan uw atelier, waar gij aan het toveren waart. Ik doe bij mij in de winkel zelfs soms een fles terpentijn open om er eens aan te ruiken. Of de onverwachte geur van dennenhars dat zo aan de handen blijft kleven.  En uw handen ja! Het liedje van Spinvis, kent ge dat? Voor ik vergeet en ik de feiten en de cijfers en de namen van de schrijvers niet meer weet. De hele dag en alle woorden en elk uur de hele dag. En ook de nacht en de zomers en de handen van mijn vader vergeet ik op den duur... Ik mag of wil ze niet vergeten! Schoppen waren het, die handen die hun handelingen verrichtten met een streling en die dienden om te stichten, te omarmen en te maken.

Het was in Tienen dat gij ons moeder hebt leren kennen. Ze werkte bij Masuy, de bakker en was er een graag gezien meisje. De bakker was recht tegenover de naaiwinkel van onze Bompa, een Singerwinkel. Moeder vertelt nog vaak dat ze boven op één van de kamers woonde waar gij haar dan verlegen bespiedde terwijl het raam openstond. Moeder zegt ook altijd dat ze onmiddellijk zag dat ge een "ernstige jongen" waart waarop ze zou kunnen rekenen. En dat heeft ze tot en met zaterdag aan den lijve mogen ondervinden. Want tot die dag hebt gij u nog met hart en ziel voor ons huishouden ingezet.

We hebben u in de laatste jaren zien krimpen en alsmaar kwetsbaarder zien worden. Minder en minder haar en wat overbleef spierwit, de huid bijna doorzichting, de tred alsmaar voorzichtiger, uw schouders alsmaar smaller. Het afscheid na elk bezoek thuis werd meer en meer begeleid door uw glazige blik van ogen als vijvers en een krampachtig en innig vasthouden. Gij wist heel goed dat ons samenzijn bijna ten einde was. En wat genoot gij toch van de keren dat we allemaal samen bij jullie
waren. Carine en haar Willy en haar drie kinderen, Katrien met Olivier, Dries met Dorien en Niels. Hans en zijn Kristel. Vera en haar Dirk met Sylke en Thor. Ik met mijn Huguette en onze Eliot en Luka. Gij zei dan vaak "Kijkt toch eens wat voor schoons dat ma en ik veroorzaakt hebben." We woonden zo ver en kwamen veel te weinig.


We hebben u zien vervagen zoals de reuzen doen in het verhaal van de Grote Vriendelijk Reus. Nu ligt gij hier, Grote Vriendelijke Reus. Ge zijt helemaal vaag geworden. Maar het beeld dat we van u hebben mag niet vervagen en zal dat ook niet. Het beeld dat we van u hebben is dat van een levende liefde, plichtmatig en streng geleefd. De liefde die gij in uw hart droeg en gul uitdeelde tijdens uw leven, nemen wij met ons mee op de weg die ons nog rest.