zaterdag 27 maart 2010

vrijdag 26 maart 2010

Jef Ogiers


Joris:
"Onze Jef, twee jaar ouder dan ik zelf, was tijdens onze jeugd een eerste deugniet en ook dikwijls de pechvogel. Als er iets mispeuterd was was hij natuurlijk verdachte nummer één. Ik zelf heb daar nooit van geprofiteerd.

Op een mooie zomerdag, kwam hij aandraven met een pakje sigaretten Groene St Michel. Ik weet nog altijd niet hoe hij er aan gekomen is. We hadden toen nog geen zakgeld. En niemand was roker thuis.

Hij lokte me mee naar onze geliefde plek aan de Wingerbeek in Winge. Achter struikgewas konden we ongemerkt er lustig op los roken.

De gevolgen echter waren desastreus. Met een maag die protesteerde en geweldig tekeer ging en met een gezichtje dat vaalgeel kleurde van de misselijkheid dropen we al waggelend huiswaarts. Maar het meest erge moest nog komen. Ons ma, niet van gisteren, wist al gauw waar het schoentje neep. Blijkbaar waren we vergeten dat tabaksgeur ook in de kleren kruipt en ook je vingers bruin kleurde.

Ik hoor haar nog zeggen: ”wacht stouterikken, dit zeg ik aan pa.”. Ze zei dit nogaleens, maar ze deed het nooit. Maar ze deden wel hun effect die woorden en ze waren voldoende om het in je broek te doen van schrik als de naam van pa maar weerklonk.

Na ons gefouilleerd te hebben kwamen uit de zakken verwrongen rookstokjes tussen uitgedroogde tabak, knikkers een eikel en stof en veel zand of wat zit er nog allemaal in zo’n broekzakken...naarboven. Kortom, de bewijzen waren er. Als straf moesten we natuurlijk op ons knieen in de hoek en zweren nooit of nooit meer met dit soort praktijken te herbeginnen...

Zo groeiden we samen op, we deden samen onze plechtige communie, we werden samen misdienaar. Er is eens iets geweest met een fles miswijn. En de koster, in de sacristie de baas, ontdekte het geslurp aan de fles. Maar ja, ’t is waar ook, ik had beloofd de dader niet aan te wijzen en niet klikken.

In de gemeenteschool in Winge. Werden in oorlogstijd vitamienen aan de schoolgaande jeugd uitgereikt. Grote blikken dozen met de ronde pastillen, want zo zagen die rozekleurige vitamienen eruit, werden door een aangeduide leerling naar naburige klaslokalen gebracht. Tot een onbekende hand de doos indook en die hand welgevuld met pastilles in een broekzakje verdween. “ Oh ramp, Vitamienen tekort voor de volgende klas. “ Er moest een schuldige gevonden worden”. Met de vraag; “WIE HEEFT DE VITAMIENEN NAAR DIE KLAS GEDRAGEN? “ Het antwoord kwam er, maar ik had toch beloofd niet te klikken.

Knapen worden groter. En ik groeide sneller dan mijn broer. Dus,oorlogstijd betekent, niets verloren laten gaan. En de kleineren moesten de kleren van groteren verder verslijten.

Van mijn twaalfde had een enorme scheut gekregen. En ik werd dus groter dan Jef.

Die klederen verder afdragen zinde hem niet en meermaals was hierom groot dispuut en geween en geknars der tanden.

Jef was ook overal een graag geziene figuur. Zijn lijden weglachend, af en toe een kwinkslag en al eens een straffe mop: waren zijn handelsmerk en maakten van hem een gezellig iemand; Zijn kinderen en kleinkinderen waren zijn God. Hijhad er steeds de mond van vol.

Beste Jef, op 19 maart vierde men St- Jozef Uw patroonheilige. En patroon van een zachte dood. U bent zacht en in vrede mogen inslapen. "